Heer Belisarius wiki
Advertisement


Inleiding

De verteller

Heer Belisarius vertoont qua vorm overeenkomst met de Claudius-romans. Ook in dit boek is het gezichtspunt dat van een tijdgenoot - ditmaal niet de hoofdpersoon zelf, maar iemand uit de lagere echelons, Eugenius, een eunuch. Eugenius is als jongen bij een overval in Brittanië als buit meegenomen, en in handen gekomen van een Syrische handelaar in relikwieën, die hem laat castreren. Later komt hij, in Constantinopel, de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk, in het bezit van Antonina, de dochter van een wagenmenner, die een schitterende carrière maakt, en uiteindelijk de vrouw wordt van Belisarius, de witte prins, die de held is van dit boek.

Eugenius is een huisbediende, en een nuchter mens. Hij heeft weinig meer dan spot over voor studeerkamergeleerdheid, zoals hij die verpersoonlijkt ziet in het personage van Belisarius' oom Modestus (van wie hij overigens een zeer Eugenius-achtig vers citeert over de christenen, die satirisch worden aangeduid als burgers van konijnenland: Caninopolitanen). Toch is Eugenius wel degelijk ook zelf een geleerde. Een historicus uit de school van Herodotus, die zijn voorbeeldig heldere verhaal doorspekt met een overvloed aan wetenswaardigheden, steeds onbeschaamd gekleurd met zijn eigen visie. Het is een visie die soms eerder die lijkt te zijn van de van de geleerde en eigenzinnige Robert Graves dan die van een ontwikkeld man uit de zesde eeuw na Christus. Maar we moeten misschien niet te snel oordelen.Eugenius´ visie op de geschiedenis van Belisarius is ook te lezen als een kritisch commentaar op de geschriften van Procopius van Caesarea, die Belisarius´ secretaris is geweest, en die onze belangrijkste bron is voor deze periode van de geschiedenis van het Oost-Romeinse rijk.

Andere personages

Belisarius

Belisarius

Eugenius is behalve een geleerde ook een beetje een Marc-Marie Huijbrechts: zachtaardig, slim en vooringenomen. Iemand die met zijn karakteristieke verteltrant de heldendaden van Belisarius een heel eigen kleur geeft. Opmerkelijk is dat onder Eugenius' pen de hoofdpersoon van het verhaal eigenlijk maar weinig van zijn diepste geheimen prijsgeeft: Belisarius is voor de eunuch een ondoorgrondelijk personage, bijna een Christusfiguur, bewonderd en bemind, maar zelfs bij benadering niet begrepen. Ook Belisarius' tegenspeler, de demonische en door en door hypocriete keizer Justinianus, is voor de vriendelijke Eugenius in laatste instantie een raadsel. Zijn beeld van de vrouwelijke personages is echter des te scherper. De aangrijpend dappere en door en door vrouwelijke Antonina en haar vriendin, de geslepen keizerin Theodora - Justinianus is als was in haar handen - : het zijn haarscherpe en, juist door de liefhebbende vooringenomenheid van de verteller, ook tamelijk genadeloze portretten, waarin je - net zoals in de beste portretten van schilders uit vroeger tijden - zonder moeite moderne vrouwentypen kunt herkennen.

Theodora

Keizerin Theodora

En dan is er nog een stoet van bijfiguren, soms schetsmatig, soms met een paar pennenstreken feilloos tot leven gebracht: koningen, koninginnen, generaals, soldaten, hovelingen, filosofen.

Keizer Justinianus

Keizer Justinianus met hofhouding

Een beeld van een tijdperk

Graves maakt er in zijn inleiding een punt van dat hij in zijn Belisariusboek een tijdperk heeft geschetst waarin oudheid en vroege middeleeuwen elkaar overlappen. 'Een Romeinse generaal, wiens overwinningen net zo Romeins, en wiens strategische principes net zo klassiek zijn als die van Julius Caesar. Maar met een leger dat bijna onherkenbaar is veranderd. De infanterielegioenen zijn verdwenen en Belisarius is de christelijke aanvoerder van een Huisregiment van ridders die bijna allemaal van barbaarse afkomst zijn en die heldendaden verrichten die de daden van de helden van Koning Arthur naar de kroon steken.' Dat is aardig gezegd. En hij heeft het ook heel aardig laten zien: soms lijkt over zijn broodnuchtere, klassieke verhaal inderdaad een zweem van Arthurromantiek te liggen. Maar het boek heeft nog veel meer te bieden. Een felgekleurd beeld bijvoorbeeld van het leven in Constantinopel, de legendarische hoofdstad van het Oost-Romeinse rijk. Een smakelijk relaas van de religieuze tegenstellingen die deze tijd beheksten. En intrigerende analyses van de militaire en politieke strijd op een wereldtoneel dat reikt van Perzië in het oosten, tot Noord-Afrika in het zuiden en Italië in het westen, met flitsen van wat er zich afspeelt buiten de brandpunten van de zesde-eeuwse beschaving, bij de Hunnen, de Goten, de Gepiden, de Franken en vele andere volkeren.

Een modern boek

Heer Belisarius is van 1939, vlak voor de tweede wereldoorlog. Er is hier typisch een schrijver aan het woord uit de nadagen van het imperialisme. Zelfverzekerd, afgewogen, met een onschokbaar vertrouwen in de historische missie van de beschaving die hij vertegenwoordigt. In dit boek vindt men niets van de ontreddering die de modernste literatuur beheerst. Toch is het een typisch twintigste-eeuws boek, door en door seculier, en modern vooral in de psychologische finesse. Belisarius is, samen met Graves' andere grote romans, in zekere zin de kroon op een klassieke periode in het Engelse proza.

En volstrekt onweerstaanbaar leesvoer voor iemand die niet volledig afkerig is van historische romans.


Jos Houtsma



Terug naar Hoofdpagina

Advertisement